Als je kapelaan Ariëns zou vragen, wat hij in deze tijd in Twente de meest urgente sociale kwestie vond, dan zou hij zonder aarzelen de nasleep van de vuurwerkramp in Enschede uit mei 2000 opnoemen. Mensen hebben familieleden en vrienden verloren, hun woning, hun geschiedenis, hun plek waar ze thuis zijn. De pastor in de kapelaan zou zich de benen onder het lijf vandaan rennen om ze allemaal te bezoeken. En hij zou hemel en aarde bewegen om een zelforganisatie op te richten, die moet zorgen dat aan deze sociale nood hulp wordt gegeven.
Kapelaan Ariëns heeft in zijn vijftien jaar in Enschede de dagelijkse wereld van zijn tijd tegemoet getreden met heel veel werk. Hij sjouwt de hele dag. Men ziet de kapelaan op huisbezoek gaan, op straat pratend met mensen, op een steiger, in een fabriekskantoor, op een vergadering, in de kerk en soms in de pastorie en altijd dravend door de straten. Ariëns heeft het, zoals wij dat nu noemen, “druk, druk en nog eens druk”. In de avonduren zijn er ook altijd vergaderingen. En hij sluit de dag met het lezen van krant na krant, tijdschrift na brochure in snel tempo. Hij schrijft veel, altijd onder tijdsdruk, ”omdat hij dan het meest creatief is”. Bij dat schrijven bladert hij in zijn studieboeken. Met die drukke pastorale en sociale praktijk geeft de kapelaan antwoord op de sociale kwestie van zijn tijd, die hij dagelijks om zich heen ziet. Lange werkdagen in slechte fabrieken met gevaarlijke machines. Vrouwen- en kinderarbeid. Lage lonen. Krotwoningen, zonder water en riolering. Overal stank en ziekten. Weinig sociale banden en te veel drankgebruik.
De priester Ariëns heeft in zijn tijd het sociale gezicht van de rooms-katholieke kerk in Nederland in de praktijk uitgevonden. Hij is de eerste arbeidsapostel of arbeidspastor. Hij is besmet met een organisatie-ziekte. Mensen moeten voor hun eigen belangen opkomen en dat doen zij het beste door eigen organisaties op te richten. Als mensen goed betaald krijgen, als de omstandigheden van werken menswaardig zijn, als mensen goed wonen, als zij in hun vrije tijd aan menswaardige gemeenschapsactiviteiten kunnen deelnemen, als er geen zorgen zijn omtrent eten en de dag van morgen, als de drankduivel overwonnen is, dan zijn mensen ook in staat om volwassen gelovigen te zijn. Geloof is dan de binding van al die draden tussen mensen met het verbond van God en zijn geschiedenis. Door aan de mensengemeenschap te bouwen, bouwt Ariëns aan de kerkgemeenschap.
Op grond van deze praktijk en na gesprekken met zijn mensen schuwt hij een analyse van de economische verhoudingen en het kapitalistisch systeem niet. Op grond van die persoonlijke analyses zou hij tegenwoordig meegaan met het aanwijzen van de negatieve gevolgen van globalisering als de nieuwe sociale kwestie van deze eeuw.