Maarssen, Gedachtenis van het overlijden van mgr. Alphons Ariëns 21ste Zondag door het Jaar, 26 augustus 2018
“Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie kan daarnaar luisteren?”
Wat heeft Jezus dan gezegd dat Zijn leerlingen er zo’n aanstoot aan nemen? Dat wordt in het Evangelie van deze zondag niet gezegd, maar dat hebben we gehoord in de Evangelies van de afgelopen zondagen, die alle genomen zijn uit de beroemde Broodrede van Jezus in het 6de hoofdstuk van het Evangelie volgens Johannes.
Aan onder meer twee uitspraken van Jezus storen Zijn leerlingen zich mateloos:
1. Hij stelt het Woord waarmee Hij God aan hun openbaart, dat wil zeggen Zichzelf, gelijk met “Brood uit de Hemel”;
2. Het ergste is wel dat Jezus gezegd heeft dat Zijn Lichaam echt voedsel is en Zijn Bloed echte drank; en dat Zijn leerlingen die moeten eten en drinken om eeuwig leven te hebben; het is duidelijk dat Jezus hier spreekt over Zijn werkelijke tegenwoordigheid in de Eucharistie onder de
gedaanten van brood (Zijn Lichaam) en wijn (Zijn Bloed).
Vooral het tweede geeft reden tot aanstoot.
Jezus klinkt verbaasd over Zijn leerlingen: “nu, als jullie dat al niet eens geloven, hoe staan jullie dan tegenover waarheden die nog groter zijn, zoals het opstijgen van de Mensenzoon naar waar Hij vroeger was, met andere woorden Zijn Hemelvaart, veertig dagen na Zijn Verrijzenis uit de
doden?”
Zijn leerlingen waren opgetogen over de wonderbare broodvermenigvuldiging en wilden daarom Hem en Zijn bijzondere krachten gebruiken om hun idealen te realiseren: de bevrijding van Israël van de Romeinse bezetter. Het ging hen daarbij om hun eigen idealen, maar niet om Gods plannen. Zij willen Jezus als een Messias naar hun eigen beeld en gelijkenis, in plaats van Jezus te aanvaarden als het volmaakte beeld van God, de Persoon Die Hij is, Gods mens geworden Woord, dat iedere mens in deze wereld, ongeacht tot welk volk hij of zij behoort, door Zijn kruis en Verrijzenis wil verlossen. Zo draaien deze leerlingen de rollen om die er tussen God en mens bestaan.
De meeste leerlingen van Jezus zijn zwaar in Hem teleurgesteld als Hij laat blijken Zich niet naar hun plannen te voegen. In plaats van Zich aan te passen aan de idealen van Zijn leerlingen in de hoop hen als aanhangers vast te houden, zoals wij mensen maar al te vaak doen, blijft Hij bij wat
Hij gezegd heeft. De meeste leerlingen besluiten Hem daarom te verlaten. Menigeen onder hen wordt zelfs van vriend een vijand van Jezus en zal later op Goede Vrijdag meebrullen: “Kruisig hem.”
Jezus moet het in het vervolg doen met een klein groepje aanhangers. De Twaalf, dat wil zeggen de twaalf apostelen blijven Hem trouw, althans voor het moment, want één van hen, Judas Iskarioth zal Hem verraden, zoals Jezus aankondigt. Als Jezus aan hen vraagt “wilt ook gij soms weggaan?,” dan antwoordt Petrus, de oudste en leider van de apostelen en later de eerste paus, namens de anderen:
“Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven, en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt.”
De vraag die Jezus aan Zijn overgebleven leerlingen stelt: “wilt ook gij soms weggaan?” stelt Hij ook aan ons, ook nu, vandaag. Een man die net als Petrus heeft gereageerd, was ongetwijfeld mgr. Ariëns. Hij was een man voor wie Christus het centrum van zijn leven was. Hij geloofde in de werkelijke tegenwoordigheid van Jezus in het sacrament van de Eucharistie. Hij vierde de Eucharistie dan ook elke dag met eerbied en overgave.
Hij voerde hier in Maarssen ook de dagelijkse aanbidding van het Allerheiligste in. Echter, daarin sloot zich slechts een klein groepje getrouwen bij hem aan. Daarover sprak hij zijn verwondering uit. Jezus is hier in Zijn kerk, in het tabernakel, in de Eucharistie aanwezig. Als je voor een bezoek aan Hem in Zijn Kerk of voor de aanbidding geen tijd uittrekt, dan heb je toch geen “levend geloof”?, aldus mgr. Ariëns:
“Het heeft toch iets vreemd dat onze God zo in ons midden is, naast onze deur, voor óns geluk en dat mensen hem dan niet even bezoeken om Hem te aanbidden, terwijl het toch zeker zonder al teveel moeite gebeuren kan. Dat is toch geen levend geloof. Dan ontbreekt er toch iets aan het geestelijk leven van een parochie.”
Temeer geldt dat voor katholieken die bij de Eucharistieviering wegblijven.
Mgr. Ariëns zag in de jaren ’20 al de eerste tekenen van een verzwakking van het geloof in Christus, in de Eucharistie en de doorwerking daarvan in het dagelijks leven. Deze ontwikkeling zou op den duur leiden tot de massale exodus van de overgrote meerderheid van Zijn leerlingen in de
jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw. Deze exodus doet denken aan het vertrek van het grootste deel van de leerlingen van Jezus aan het einde van het 6de hoofdstuk van het Johannes-Evangelie.
Maar de Kerk doet evenals haar Stichter: zij verandert haar leer niet, in de – overigens ijdele – hoop nog zoveel mogelijk gelovigen aan zich te binden. Een aantal medewerkers van de Kerk heeft dat op allerlei manieren wel geprobeerd, maar met weinig succes, zoals we heden met eigen ogen kunnen
constateren.
Wij kennen mgr. Ariëns vooral als een van de belangrijkste grondleggers van de Katholieke Sociale Beweging. Maar we mogen niet vergeten waar hij de kracht en de inspiratie zocht en vond om dat te zijn, om als kapelaan ‘s avonds huisbezoeken af te leggen in donkere gure achterbuurten van de fabrieksstad Enschede, om zich in te zetten voor bestrijding van drankmisbruik, hoe hopeloos dat ook leek, en voor zijn onvermoeibare inzet als parochieherder. De inspiratie en de kracht daarvoor vond hij in het Woord Gods, het Brood dat uit de Hemel neerdaalt, en het sacrament van de Eucharistie waarin de Heer werkelijk aanwezig is.
Wij staan hier vanmorgen recht tegenover de Heer en Deze legt eveneens aan ons de vraag voor: “Wilt ook gij soms weggaan?” Mogen we dan antwoorden met de woorden van Petrus en naar het voorbeeld van uw vroegere parochieherder, mgr.Ariëns.
Amen.